De renovatieplicht voor energieverslindende woningen
ligt al geringe tijd onder vuur, maar deze kritiek richt zich
voornamelijk op het energieprestatiecertificaat (EPC).
Daarom is het essentieel dat juist het EPC wordt herzien.
De renovatieverplichting voor energieverslindende woningen
krijgt veel kritiek. CD&V en de N-VA willen sleutelen aan het
energieprestatiecertificaat (EPC). Enkele opiniestukken in De
Tijd – ‘Renovatieplicht schiet haar doel voorbij’ en ‘De renovatieplicht
mist een doel tout court’ – gingen nog een stuk verder
in hun kritiek. Tijd om feiten van fictie te onderscheiden.
De renovatieplicht zou niet doelgericht werken, zeggen critici.
Maar er is niet zoiets als dé renovatieverplichting. Er zijn meerdere
verplichtingen: minimale vereisten voor de huurmarkt,
een verplichting na verkoop voor de eigenaar-bewonersmarkt,
minimumvereisten op gebouwniveau voor appartementen,
enzovoort. De marktwerking voor elk van die doelgroepen is
anders. Een nieuwe eigenaar heeft bijvoorbeeld bij het afsluiten
van een hypotheek meer financieringsmogelijkheden dan
een huidige eigenaar.
Of de renovatieplicht al dan niet werkt, daarover kunnen nog
geen uitspraken worden gedaan omdat ze nog niet lang genoeg
bestaat. De echte impact kan ten vroegste vanaf 2028 worden
gemeten. Op het moment van verkoop neemt een renovatieverplichting
de renovatiekosten mee in de hypotheekberekening.
Daardoor kunnen de vastgoedprijzen eerder dalen.
De eerste signalen zijn bemoedigend: volgens het vastgoeddataplatform
Realo worden huizen met EPC-labels E en F
goedkoper aangeboden. Het recept lijkt dus te werken.
Een risico op prijsstijgingen is er wel als het aanbod van woningen
te klein is. Maar daarop heeft de onzekerheid over de
6 procent btw voor sloop en herbouw een veel grotere impact
dan de renovatieverplichting. En de verplichting heeft de prijzen
van de meest energieverslindende huizen (labels E en F)
voorlopig minder snel doen stijgen dan de andere.
De renovatieverplichting faalt omdat ze op het energieverbruik
focust, luidt een ander punt van kritiek. Door de Europese regelgeving,
met een doelstelling gebaseerd op energie-efficiëntie,
was je vrijwel altijd verplicht te isoleren om je energieverbruik
te drukken. Dat euvel is met de goedkeuring van
een nieuwe Europese richtlijn op 16 april rechtgezet. Een klimaatneutrale
doelstelling laat de keuze wel of niet het energieverbruik
te verminderen aan de eigenaar, zolang die energie
maar hernieuwbaar wordt opgewekt. De gewesten hebben
nu twee jaar om dat te vertalen naar hun regelgeving.
Het energieprestatiecertificaat
Bedenkingen die vaak terugkeren, gaan vooral over het energieprestatiecertificaat.
Dat de EPC-energiescores niet met
het werkelijke energieverbruik overeenkomen, heeft vooral te
maken met hoe het certificaat is opgezet. De doelstelling is in
de eerste plaats gebouwen objectief kunnen vergelijken, niet
zozeer het energieverbruik voorspellen. Daarom wordt gebruikgemaakt
van gemiddelde waarden (isolatiemateriaal,
aantal bewoners,...) en gegevens. Een gezinssamenstelling
– en dus het energieverbruik – kan over de jaren sterk evolueren.
De energiescore zal daarom in veel gevallen afwijken
van het effectieve energieverbruik.
De kritiek is een logisch gevolg van de evolutie die het EPC
heeft doorgemaakt: het oorspronkelijke vergelijkingsinstrument
wordt nu ingezet om na te gaan of je al dan niet een boete moet
betalen. Het is dan ook niet zozeer de renovatieverplichting
die moet worden herzien. De technische experts moeten aan
de slag met het EPC, zodat het zijn rol in het toekomstige klimaatbeleid
kan vervullen.
Als de nieuwe Vlaamse regering aan het EPC wil sleutelen,
doet ze dat het best snel. Maar al dan niet terechte bedenkingen
bij technische aspecten van het EPC mogen niet leiden tot
lagere ambities voor duurzame woningen. Of, erger nog, tot
twijfel over het nut van de renovatieverplichting. De plicht stuurt
de woningmarkt intelligent bij en maakt deel uit van doelgericht
beleid. Ze blijft nodig voor een geslaagde klimaattransitie.
› De Tijd